Piet Post (1948), dichter, schrijver, beeldhouwer.

Op de achterflap van een van mijn dichtbundels staat de volgende tekst:

Sorry dat ik zo optimistisch klink, zo ben ik niet altijd.

In mijn poëzie is de melancholie nooit ver weg. We weten hoe het leven zou kunnen zijn, wie we zelf zouden kunnen zijn, maar het lukt ons niet daaraan te voldoen. Ergens tussen droom en mislukking bewegen we ons, wetende dat de werkelijkheid het nooit zal halen bij de fantasie. En toch blijven we proberen. Dat is wat de mens tot mens maakt. Dansen, struikelen, vallen, en daar dan een ode aan brengen. Liefst op een luchtige manier met een flinke dosis humor. Dat is exact wat ik probeer te doen in mijn poëzie. De humor stelt me in staat de eindigheid en de beperkingen van het leven onder ogen te zien. Daarom heb ik het altijd vreemd gevonden dat humor geen enkele status heeft in de poëzie. Zo gauw poëzie om te lachen is, is het geen kunst meer. Dan is het vermaak. Poëzie dient namelijk serieus te zijn, moet over belangrijke dingen in het leven gaan. Wie daar als dichter de spot mee drijft, wordt al gauw veroordeeld tot de categorie light verse en telt niet meer mee in de wereld van de poëzie. Het zij zo. Voor mij is humor in het leven en dus ook in de poëzie een onmisbaar ingrediënt. Zonder humor zou het leven voor mij onverdraaglijk zijn.

In mijn beeldend werk speelt de melancholie een minder belangrijke rol. Maar mijn gevoel voor humor is gebleven. Luchtigheid en speelsheid zijn daarbij belangrijke ingrediënten. Vandaar dat ik in mijn werk graag gebruik maak van kleuren en dat sommige beelden geluid maken of kunnen bewegen. Zo maakte ik een beeld van een jonge vrouw van wie het hoofd beweegt als je het aanraakt alsof ze aan de ziekte van Parkinson lijdt en een ander beeld van een fluitketel die als een vogel gaat fluiten als je dichterbij komt.